Wintersportdisciplines


Wat is ook alweer het verschil tussen de super-G en de downhill bij het alpineskiën? Welke disciplines bestaan er in het freestyle skiën en snowboarden? Wat wordt bij het parasnowboarden verstaan onder de banked slalom? Op deze pagina tref je een overzicht van de verschillende ski- en snowboarddisciplines waar de nationale selectieleden van de Nederlandse Ski Vereniging op uitkomen.

Alpineskiën

Bij het alpineskiën draait het in de verschillende disciplines allemaal om snelheid. Afhankelijk van het onderdeel wordt de uiteindelijke winnaar over één of twee manches bepaald.

Slalom Het onderdeel slalom wordt over het algemeen geskied op een piste met een hoogteverschil tussen de 150 en 200 meter. Het traject wordt gekenmerkt door korte opeenvolgende poortjes (met twee palen) afgewisseld in de kleuren rood en blauw. De snelste totaaltijd van twee manches bepaalt de uiteindelijke winnaar.
Reuzenslalom Bij de reuzenslalom ligt het hoogteverschil tussen de 300 en 400 meter. De poorten staan verder uit elkaar en een poort bestaat uit 2x2 palen (met een vlag tussen de paaltjes), ook weer afwisselend rood en blauw. De skiër maakt langere en dus ook snellere bochten in vergelijking met de slalom. Ook bij dit onderdeel bestaat een wedstrijd uit twee manches.
Afdaling Het oudste en meest spectaculaire onderdeel van het alpineskiën is de afdaling. Het hoogteverschil ligt tussen de 1.700 en 2.000 meter en er worden snelheden bereikt van 140 km/uur. Op het parcours is de afstand tussen de poorten groot. De wedstrijd wordt gehouden over één manche.
Super-G De super-G is een mix van de reuzenslalom en de afdaling. De piste is langer en het hoogteverschil ligt tussen de 450 en 650 meter. De wedstrijd wordt geskied over één manche.
Alpine-combinatie Bij de alpine-combinatie start de skiër zowel op de Super-G als op de slalom. De winnaar is degene die in het klassement over beide onderdelen het beste resultaat bereikt.

Alpinesnowboarden

Alpine is samen met halfpipe een van de oudste snowboard-disciplines. Je herkent de alpineboarders aan snowboards met een rechte achterkant en harde boots. Tijdens de wedstrijden – parallelslalom (PS) en parallelreuzenslalom (PGS) – gaat het om snelheid.

Parallelreuzenslalom In deze discipline strijden snowboarders naast elkaar op identieke parcoursen. De paaltjes staan tussen de 20 en 27 meter uit elkaar. Hierbij worden de kwalificaties veelal op tijd afgewerkt (de snelste atleten over twee runs gaan verder). Het hoofdtoernooi is meestal een knock-out systeem. De atleten strijden dan tegen een tegenstander, waarvan steeds de snelste doorgaat naar de volgende ronde. De bekendste snowboardracer is natuurlijk Nicolien Sauerbreij die in 2010 een gouden medaille op de Olympische Spelen van Vancouver heeft gewonnen.
Parallelslalom Deze discipline lijkt op het eerste oog veel op de parallelreuzenslalom, de paaltjes staan in dit geval echter veel dichter bij elkaar (tussen de 8 en 15 meter) en het parcours is korter. Hiervoor worden door de atleten ook kortere boards gebruikt. De wedstrijdopzet is hetzelfde als de parallelreuzenslalom.

Freestyle skiën en snowboarden

Freestyle is de overkoepelende term voor drie disciplines: big air (BA), slopestyle (SBS) en halfpipe (HP).

Big Air Bij big air-wedstrijden wordt gesprongen over een grote schans, waarbij de atleten net als bij de andere freestyle onderdelen worden beoordeeld door een jury. Big air stond tijdens PyeongChang 2018 voor het eerst op het programma van de Olympische Winterspelen.
Slopestyle In deze discipline worden wedstrijden verreden op een parcours met verschillende rails en schansen. De sporters vertonen hierop verschillende tricks en kunnen meestal kiezen welke obstakels ze wel of niet nemen tijdens hun run. Hierbij worden ze net als bij de halfpipe beoordeeld door een jury.
Halfpipe Deze tak van het freestylen wordt beoefend in de halfpipe, een baan in de vorm van een U die tegen een helling aan ligt. Door snelheid te maken en tegen de kant van de halfpipe op te boarden, worden in de lucht allerlei spectaculaire sprongen, salto’s en andere rotaties uitgevoerd. Deze worden beoordeeld door een jury op zaken als moeilijkheidsgraad, uitvoering, hoogte en landing.

Snowboardcross

Tijdens de Olympische Winterspelen is snowboardcross - net als skicross - een van de populairste disciplines onder de miljarden televisiekijkers.

Bij deze discipline moeten snowboarders zo snel mogelijk een parcours afleggen met daarin sprongen en scherpe kuipbochten. Na een snelheidskwalificatie, kunnen alleen de snelst gekwalificeerden uiteindelijk meedoen aan het knock-out systeem dat bestaat uit verschillende heats. Bij een heat starten vier tot zes snowboarders tegelijk en gaan steeds de snelste twee of drie snowboarders door naar de volgende ronde. In de finale is het alles of niets, waarbij degene die als eerste over de finish komt uiteraard wint.

Skicross

Tijdens de Olympische Winterspelen is skicross - net als snowboardcross - een van de populairste disciplines onder de miljarden televisiekijkers.

Bij deze discipline moeten skiers zo snel mogelijk een obstakel parcours afleggen met daarin sprongen en scherpe kuipbochten. Na een snelheidskwalificatie, kunnen alleen de snelst gekwalificeerden uiteindelijk meedoen aan het knock-out systeem dat bestaat uit verschillende heats. Bij een heat starten vier tot zes skiers tegelijk en gaan steeds de snelste twee of drie skiers door naar de volgende ronde. In de finale is het alles of niets, waarbij degene die als eerste over de finish komt uiteraard wint.

Paraskiën

Paraskiën - ook wel bekend als aangepast alpineskiën - wordt wereldwijd beoefend en bestaat uit een aantal disciplines, waarbinnen atleten strijden in verschillende categorieën op basis van hun functionele mogelijkheden.

Disciplines Downhill, slalom, reuzenslalom, super-G en super combinatie. Atleten combineren snelheid en behendigheid en bereiken snelheden van rond de honderd kilometer per uur. De wedstrijden worden geskied door mannelijke en vrouwelijke atleten met een fysieke beperking zoals een dwarslaesie, hersenbeschadiging, amputatie en slechtziendheid.
Categorieën Staand, zittend of visueel. Het tijdfactorsysteem maakt het voor atleten met verschillende beperkingen mogelijk om tegen elkaar te strijden. Skiërs met visuele beperkingen worden begeleid door de aanwijzingen die hun ‘guide’ tijdens het skiën doorgeeft aan de atleet. Andere atleten gebruiken materialen die zijn aangepast aan hun behoeften, waaronder een zitski of orthopedische hulpmiddelen.

Parasnowboarden

Het parasnowboarden - ook wel aangepast snowboarden genoemd - is de benaming voor snowboarden met een lichamelijke beperking en bestaat uit een aantal disciplines, waarbinnen atleten strijden in verschillende categorieën op basis van hun functionele mogelijkheden.

Disciplines Het parasnowboarden kent de disciplines snowboardcross en banked slalom. De laatste discipline is in het seizoen 2014-2015 voor het eerst geïntroduceerd en is een slalom met ‘banks’, ofwel oplopende kombochten.
Categorieën De upper limb (beperking van het bovenlichaam), lower limb 1 (beperking van het hele been) en lower limb 2 (beperking onder de knie). Er is in tegenstelling tot het aangepast alpineskiën geen tijdsfactorsysteem voor de atleten binnen deze categorieën.

Noordse sporten

Onder de noordse sporten worden langlaufen, biatlon, schansspringen en de noordse combinatie (langlaufen & schansspringen) verstaan. Ook rolskiën is een noordse sport die veelvuldig in Nederland beoefend wordt.

Langlaufen
Eén van de zwaarste duursporten ter wereld is het langlaufen. Op de smalle, lichte langlaufski’s bestaan er twee technieken: de klassieke pas (in de loipe) en de vrije stijl, ook wel skating genoemd. Omdat er ook met de langlaufstokken wordt afgezet, wordt het hele lichaam gebruikt om snelheid te maken. Langlaufwedstrijden zijn van 1,5km (sprint) tot 90km (langlaufmarathon) lang.
Biatlon
De combinatie van langlaufen en schieten maakt deze sport zo uitdagend. De zware fysieke belasting van het langlaufen moet gecombineerd worden met volledige controle over het lijf bij het geweerschieten. Wedstrijden zijn tot 20km lang en er moeten altijd vijf schijven per schietbeurt omgeschoten worden, met twee of vier schietbeurten per wedstrijd. Bij de senioren staan de schijven op 50 meter afstand en is er een strafronde (150 meter) of strafminuut per misser.
Schansspringen
Een sport van timing, explosiviteit en lef. Schansspringers zijn de waaghalzen van de noordse sporters. De jury bepaalt uiteindelijk de score en kijkt hierbij naar de gesprongen afstand, de techniek (inclusief Telemark-landing) en de invloed van de wind. Wedstrijden zijn veelal van een 90- of 120-meter schans, met uitzondering van het skivliegen op een nóg grotere schans: hier staat het wereldrecord op een sprong van 253,5 meter!
Noordse combinatie
Best een bijzondere combinatie: langlaufen als zware duursport samen met het explosieve schansspringen. Dat maakt de noordse combinatie ook zo lastig, omdat er twee uitersten met elkaar gecombineerd moeten worden. Afhankelijk van het format worden de scores van het skispringen omgezet in een tijdsachterstand die moet worden goedgemaakt bij het langlaufen, of andersom. (Foto: Eurosport)
Rolskiën
Ooit begonnen als trainingsvorm in de zomer voor langlaufers en biatleten, is rolskiën inmiddels ook een eigen volwaardige sport met zelfs een eigen wereldbekerciruit. Waar langlaufers en biatleten in de zomer veelal trainen met trage, rubberen wielen voor meer weerstand, wordt er bij rolskiwedstrijden veelal gebruik gemaakt van snellere, grotere PU-wielen. (Foto: Eurosport)
Official partners
Partners
Championship venues